Gewone pad.
(Bufonida)
Elk jaar, na de eerste zachte voorjaarsnacht, ontwaken de padden uit hun winterslaap. Ze wachten op de zonsondergang en trekken dan en masse in het schemerduister van hun overwinteringsplek naar een poel of vijver om zich voort te planten. Op druilerige, zachte maartse nachten kan je de padden dan, soms met duizenden, op de weg zien zitten.
Soms worden tijdens die tocht de paddenpaartjes al gevormd. Het mannetje laat zich meevoeren op de rug van het vrouwtje. Hiervoor ontwikkelen ze speciale ‘paarkussentjes’ op hun voorpoten voor betere grip op het vrouwtje. De paardrift van de mannetjes is sterk ontwikkeld. Ze omklemmen bijna alles wat beweegt: vissen, kikkers, andere paddenmannetjes en desgevallend ook mensenvingers.
Padden eten insecten: kevers, regenwormen, springstaarten, spinnen, vliegen, mieren…
Ze kunnen tot 12 jaar oud worden.