Merel.
(Turdus merula)
De korteafstandsvlucht van de merel is meestal laag, onstuimig en snel. Over langere afstand vliegt de merel op een golvende wijze met korte series vleugelslagen. Bij de landing wipt hun staart eventjes omhoog. Hoe feller oranje de snavel van het mannetje, hoe meer hij in trek valt bij het wijfje.
De merel eet vooral regenwormen en slakken. Die slakken stelen ze vaak van de zanglijster, omdat ze er zelf niet in slagen een slakkenhuis open te breken. Ze hebben een territorium dat door het mannetje vinnig wordt verdedigd tegen soortgenoten en kleinere vogels.